Zulke verwarde kinderen, altijd verdeeld. Niemand heeft leren lopen, niet één kent Mij echt. Duisternis hangt boven hen en velen zijn in slaap gevallen. Op het hoogtepunt van de zomer verdorden ze, onder de hitte van de middagzon werden ze zwak en vielen neer. En nu is de tijd van de oogst aangebroken, verlichting is zeer nabij, maar wie opent zijn ogen om naar Mij te kijken?
Wie staat op en draagt met vreugde hun last?
Opdat allen mogen eten en zich verheugen in hun arbeid,
Dat allen zich mogen verheugen en samen dankzeggen
Voor de overvloed die Ik heb verschaft...
Uitziende naar de dag waarop de ploeger de oogster inhaalt,
En de treder van druiven Hem die zaad zaait [4].
Zegt De Heer.
Vertaald uit het engels, enkele spel/vertaalfouten voorbehouden. Voor het origineel, zie: